Voor het eerst vestigen zich minder allochtonen in de grote steden dan dat er vertrekken. Sinds 2000 is het aantal allochtonen dat arriveert als asielzoeker of voor gezinshereniging afgenomen, terwijl een groeiend aantal allochtonen het land verlaat. In 2006 is hierdoor voor het eerst een vertrekoverschot ontstaan voor de vier grote steden. In 1990 vestigden zich hier nog 21 duizend mensen uit niet-westerse landen meer dan er vertrokken, in 2000 waren dat er 13 duizend. In 2006 was er juist een vertrekoverschot van bijna drieduizend.
Dit blijkt uit cijfers van het CBS. Het minder tolerante klimaat door de opkomst van Fortuyn en Wilders, de restrictie op immigratie en de verslechterde economische conjunctuur zijn volgens CBS-woordvoerder Jan Latten de mogelijke oorzaken.
De komst van Polen heeft nauwelijks invloed op deze trend. ‘De Polen concentreren zich vooral op het platteland zoals het Westland, de bollenstreek, Brabant en Limburg’, stelt Latten. ‘Daarnaast is hun positie in de maatschappelijke discussie anders. Zij komen hier als werkenden. Dat is veel minder geval bij politieke asielzoekers en mensen voor gezinsherenigingen.’
Veel jonge allochtonen verlaten Nederland. Ze gaan niet alleen terug naar Turkije of Marokko, maar emigreren ook naar de VS of andere westerse landen. Latten: ‘Het is het beter opgeleide deel, vaak kosmopolitische burgers die gaan naar waar het makkelijkst een baan is te vinden of het meeste geld kan worden verdiend.’
Van de vier grote steden had Rotterdam in 2006 het grootste vertrekoverschot (1617), gevolgd door Den Haag (913) en Amsterdam (453). Alleen in Utrecht vestigden zich vorig jaar per saldo 119 allochtonen meer dan dat er vertrokken.
Bron: de Volkskrant