Vorige week werd het onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (voorheen Ruimtelijk Plan Bureau) "Bedrijvigheid en leefbaarheid in stedelijke woonwijken" naar buiten gebracht. VOoral kleine winkels dragen bij aan de leefbaarheid
Het onderzoek is te vinden op: http://www.pbl.nl/nl/publicaties/2010/Bedrijvigheid-en-leefbaarheid-in-stedelijke-woonwijken.html
ook verscheen er in het NRC een interview met de onderzoekers dat kopte met: Stadswijken niet beter af met bedrijven" op de site van KEI wordt hierover ook melding gemaakt: http://www.kei-centrum.nl/view.cfm?page_id=1893&item_type=nieuws&item_id=3103
Reactie Labyrinth:
Labyrinth ziet juist dat bewoners in stedelijke woonwijken juist levendigheid, winkels en bedrijven willen en wensen; de trend en wens lijkt te zijn “alles dichtbij” Wijken schreeuwen om meer winkels en levendigheid, er moet weer reuring zijn en juist in veel naoorlogse achterstandwijken is dit een groot aandachtspunt. Maar ook in de grootste Vinex-wijk van Nederland, Leidsche Rijn, vraagt de wijkraad de gemeente om meer winkels en bedrijvigheid en zeker niet alleen de kleine winkels. In het NRC interview wordt het overheidsbeleid dat stimulering van bedrijvigheid in stedelijke woonwijken propageert, bekritiseert, terwijl eerst nou juist het probleem was dat er te weinig aandacht voor (wijk)economie was in de wijkaanpak. Akkoord het slaat soms door en neigt soms richting het pamperen van ondernemers te gaan, en er wordt soms ook te romantisch gedaan over de mogelijkheden in bepaalde wijken, maar in tegenstelling tot de wat de onderzoekers zegen in het NRC interview (in het interview wordt expliciet aangegeven dat de veronderstelling van beleidsmakers dat het stimuleren van bedrijvigheid in grote stedelijke woonwijken de leefbaarheid ten goede komt, niet juist blijkt te zijn) kloppen m.i. de fundamenten van het beleid gericht op de stimulering van ondernemerschap en bedrijvigheid in de wijken wel en ook de uitgangspunten, alleen is er in de praktijk en uitvoering nog een lange weg te gaan en uiteraard moet dit kritisch gevolgd, gemonitord en ondezocht worden.
Dit belang van bedrijvigheid in de wijken komt nl. keer op keer terug bij onze face to face onderzoeken onder bewoners en ondernemers en professionals actief in de wijken, mensen geven zelf aan meer bedrijvigheid en levendigheid te willen, "juist" ook in de groeikern/suburbia in eerste instantie vooral voor het wonen opgezet.
Het eigen persbericht van het PBL geeft gelukkig al een andere lading: “Investeren in Leefbaarheid goed voor bedrijvigheid in woonwijken” en “Oprichtingen van kleine winkels goed voor leefbaarheid”. Ik denk dat het Planbureau volgens haar eigen parameters gelijk heeft; zij hebben leefbaarheid waarschijnlijk op een bepaalde manier moeten definiëren en dat is volgens mij NIET de definiëring zoals de wijkbewoners, ondernemers zelf, gemeenten en woningcorporaties die in het veld staan, hem ervaren. Met andere woorden: als leefbaarheid verengd wordt tot een naar mijn mening statistische (schijn)werkelijkheid, een variabele als zogenaamde objectieve veiligheid (aangiftes), dan zal het Planbureau gelijk hebben (meer bedrijven trekt meer mensen en logischerwijs ook meer criminaliteit aan), want het moet gezegd worden dat het Planbureau een respectabel instituut is, dat gedegen onderzoek uitvoert. Maar het probleem zit hem er juist in dat dit niet overeen komt met de subjectieve werkelijkheid: de manier waarop leefbaarheid door bewoners, bezoekers, ondernemers en professionals in de wijken beleefd wordt. Volgens mij heeft het Planbureau te veel de nadruk gelegd op het definiëren van leefbaarheid op basis van objectieve veiligheidscijfers. In dat geval zou ook de binnenstad van bijvoorbeeld Amsterdam of Utrecht, met relatief erg veel bedrijvigheid, qua leefbaarheid heel slecht scoren, maar wat blijkt in werkelijkheid: de binnensteden staan bovenaan op de lijstjes van meest gewilde wijken, met dito leefbaarheidscijfers. De binnenstad van Utrecht scoort bijvoorbeeld een 7,8 t.o.v. het Utrechtse gemiddelde van een 7,1 (cijfers 2008). Ook het percentage van de mensen dat in de binnenstad een onveilig gevoel heeft (subjectieve veiligheidsbeleving) is gelijk aan het Utrechtse gemiddelde, terwijl bijvoorbeeld de geregistreerde criminaliteit en overlast bijna 3 keer zo hoog is. Met andere woorden: het is logisch dat winkels en bedrijvigheid klanten aantrekken en er dus ook meer voor criminelen te halen is, wat resulteert in een groter aantal geregistreerde delicten. Dit is niet terug te vinden in de door mensen ervaren leefbaarheid. Hetzelfde geldt voor de populaire multiculturele Utrechtse wijk Lombok. Deze wijk heeft ook veel bedrijvigheid en kent een prima tevredenheid onder haar bewoners, namelijk een 7,2 en een gemiddelde subjectieve veiligheidsbeleving (‘voelt u zich wel eens onveilig’), maar een relatief hoge objectieve criminaliteit (bijvoorbeeld autokraken) en meer geregistreerde overlast.
Tenslotte zien wij in de praktijk terug dat mensen in wijken met veel bedrijvigheid juist graag ook een paar herkenbare ketens wensen, zodat zij voor al hun dagelijkse boodschappen in de wijk terecht kunnen. Als zo’n vestiging er dan komt, wordt dit vaak gezien als een teken van vertrouwen, het gaat de goede kant op. Zo wilden ondernemers en bewoners van de Amsterdamsestraatweg (Utrecht) graag een HEMA en een extra Albert Hein vestiging hebben, en ze zijn er gekomen mede dankzij de inzet van de gemeente en het straatmanagement. Albert Heijn profileert zich als maatschappelijk verantwoorde onderneming en probeert juist dingen met de wijk te doen en ook personeel uit de wijk aan te nemen. Dit laatste is duidelijk terug te zien aan het aantal dames met hoofddoekjes achter de kassa. Wat het effect hiervan is moet natuurlijk nog blijken, maar het signaal is positief.
Het PBL heeft gelijk dat er niet perse te rooskleurig of positief over het belang van wijkeconomie, ondernemerschap en bedrijvigheid in wijken gedaan moet worden. Er zijn zeker ook nadelen, bijvoorbeeld parkeeroverlast, en het aantrekken van klanten zorgt voor drukte en logischerwijs zijn dieven ook daar waar buit is. En zeker het Rijk is er nog lang niet, maar volgens mij zijn de fundamenten van het beleid wel goed, nu nog meters maken! Ik denk dat wanneer de subjectieve beleving was gemeten , hoe leefbaarheid wordt ervaren (en dat is hetgeen wat je uiteindelijk doorverteld aan anderen op verjaardagen, recepties, dat is imago bepalend), er een andere, positievere kop boven het interview had gestaan.
Labyrinth–Nathan Rozema