Als onderzoeker en ondernemer confronteert corona mij nog meer met de tweedeling in onze maatschappij. Of scherper geformuleerd, de grote scheidslijnen tussen klassen, tussen hoger en lager opgeleiden, tussen mensen uit “goede” en “minder goede” wijken en heel dichtbij tussen Kanaleneiland en bijvoorbeeld de aangrenzende wijken Oog in Al en Lombok. Waarom confronteert het mij nog meer?
Corona legt digitale kwetsbaarheid bloot
Omdat je nu nog meer de scheiding tussen bijvoorbeeld offline en online merkt. En ook omdat de kwetsbaren die normaal al weinig van zich laten horen, nu nog minder gehoord worden. Zoveel ouderen die digibeet zijn, zoveel gezinnen in de wijk die geen laptop of tablet hebben, voor zoveel mensen is de smartphone de computer, en nu je juist daar op aangewezen bent is een telefoonschermpje natuurlijk veel te klein om mee te doen aan de schoollessen op afstand. Vanuit Labyrinth proberen we hier een bescheiden bijdrage aan te leveren, door bijvoorbeeld het via de Wijkcoöperatie Kanaleneiland uitlenen van onze tablets van ons multiculturele interviewteam.
Het nu zo acute vraagstuk rondom digitaal en hulp op afstand, dat waar nu in het nieuws steeds naar wordt gerefereerd als noodoplossingen is dus complexer dan we denken, het gaat niet alleen om digitaal, want ook de meeste mensen met een lage SES (Sociaal-economische Status) hebben een smartphone, maar het gaat ook om:
· De tools, verschillen tussen smartphones, tablets en laptops;
· Vaardigheden in het digitaal communiceren (digibetisme);
· Schaamte en vertrouwen rondom het kenbaar maken van deze behoeftes.
Juist bewoners van Krachtwijken doen weinig mee aan online participatie
Wij bestaan als bureau onder andere omdat grote groepen in Nederland niet of nauwelijks meedoen aan de “makkelijke”[1] online benaderingsstrategieën. En er dus noodzaak is voor face-to-face benaderingsmethoden, platgezegd: achter de voordeur komen en in gesprek gaan. Toen ik hier in 2003 mee begon, had ik nooit gedacht dat dit nog zo lang, zo veel werk voor ons zou betekenen, het gekke is, dat het nooit minder geworden is, maar alleen maar meer. En dat staat in schril contrast tot de soms gelikte online participatie- en communicatiestrategieën die momenteel op wijken worden losgelaten, al dan niet in combinatie met Big Data en al dan niet gebaseerd op tal van “witte [2]” aannames en respons onder gemiddelde Nederlanders en die gemiddelden gaan nu juist voor Krachtwijken veel minder op.
Nederland kent ruim 2,5 miljoen laaggeletterden; dat is bijna 15% van onze bevolking. Deze mensen behoren bovenmatig vaak tot de lage SES-groepen en dus bovenmatig vaak tot de bevolking van Krachtwijken. Deze mensen zullen niet of nauwelijks vragenlijsten invullen en worden dus niet of nauwelijks meegenomen in de online-communicatie methoden.
Online: zeker doen, maar wees je bewust van wie je wel en vooral ook niet bereikt
Tuurlijk, je vangt ook in wijken als Kanaleneiland, Overvecht of de Schilderswijk altijd wel wat “vissen” met online methodes, in combinatie met sociale media etc. Zeker, dat moet je nooit laten, maar het is absoluut niet representatief voor de lage SES en beleidsaandachtsgroepen en daar worden we ons juist nu door corona pijnlijk bewust van. Juist nu, nu de druk op afstandswerken met digitale middelen zo groot is, wordt benadrukt hoe scheef het in ons welvarende Nederland verdeeld is. Ik doe hier dus in deze corona tijd een oproep aan beleidsmakers, gemeenten die druk zijn met participatie:
Als je echt bewoners wil bereiken ontkom je niet aan het veldwerk, het fysieke contact met mensen, wees je hier van bewust. Big Data, online methodes in combinatie met sociale media zijn zeker van belang en moeten gebeuren, het is En En. Maar vergeet de kwetsbaren niet, de ouderen, de overbezette mantelzorgers, de vrijwilligers, die horen er ook bij en moeten ook hun stem kunnen geven.
Benut het potentieel van onderop, het potentieel van het “ongeorganiseerde” informele
In Kanaleneiland geven deze mensen elkaar een stem, bijvoorbeeld via de actieve wijkbewoonster en voormalige vrijwilligster van het jaar: Amina. Zij heeft als bewoner, informeel, een eigen netwerk in de wijk via een Whatsappgroep opgezet, samen met vele andere wijkbewoners. Zij bereikt grote groepen wijkbewoners via Whatsapp die nu niet naar buiten, naar de buurthuizen waar zij het “Wijkinformatiepunt” runt, kunnen komen. Voor participatie zijn het in wijken als Kanaleneiland juist ook deze kanalen die benut moeten worden, de kanalen die niet zijn opgezet vanuit grote organisaties en professionals, maar spontaan, vanuit onderop zijn ontstaan.
Het gaat om vertrouwen, snelheid en daadkracht
Veel mensen in de wijk zijn sceptisch over het nut van participatie. Hoe komt dit? Dit komt vaak doordat wijken als Kanaleneiland al decennia lang in de picture staan en hele ‘projectencarroussels’ over de vloer hebben gekregen om de wijk te helpen en mensen zich aan de andere kant afvragen: Wat helpt het nou echt? Kan ik hier met alle gentrificatie straks nog betaalbaar wonen? Wat heeft het delen van je mening nou voor zin, als er onder je neus van je flat, ondanks het melden, toch gedeald wordt en de politie er in de ogen van bewoners steeds net voorbij rijdt? Wat helpt het nu, als je zo vaak klaagt over het te hard rijden in de wijk door jongeren, er niets lijkt te gebeuren? Wat helpt het nu als de wijk gemengder wordt, maar de nieuwe mensen hun kinderen allemaal elders naar school gaan brengen?
Mensen willen vaak dat er snel iets gedaan wordt en dat is bij participatie, hoe je het ook organiseert, vaak lastig. Daarnaast missen mensen vaak een concreet naam en rugnummer van iemand die verantwoordelijk is, een mobiel. Dat is de kracht van bijvoorbeeld het informele netwerk van Amina en haar samenwerkingsverband met het Wijkinformatiepunt, de vrijwilligerscentrale en vele aangeslotenen uit de wijk, de mensen die daarin actief zijn, zijn direct benaderbaar op hun mobiel, dag en nacht en genieten vertrouwen, want je komt ze steeds weer tegen in de wijk.
Risico: zodra het te professioneel wordt, haken er mensen af
Als iets succesvol wordt en in de picture komt, ontstaat ook het risico dat het geprofessionaliseerd gaat worden en dat juist daardoor de gewone bewoners zich minder aangetrokken zullen gaan voelen, waarom? Dit komt doordat mensen dan denken: de mensen die er voor betaald worden, doen het al, dan hoef ik het niet meer te doen. Het is dus de kunst om wel voort te borduren op iets wat werkt, maar er niet in door te schieten door het over te nemen, of in de ogen van bewoners over te nemen. Bij de Whatsappgroep in Kanaleneiland zie ik dat de gemeente via het wijkbureau en de wijkwethouder betrokken is maar het niet overneemt. Zij stelt zich dienstbaar en faciliterend op en dat is mooi en goed om te zien.
Het is mijn ervaring dat de gemeente Utrecht met het zelfbeheer beleid van speeltuinen en nu ook met de Wijkinformatiepunten hier goed in slaagt. De gemeente stelt zich op als een partner die faciliteert en co-creatie stimuleert. Bewoners die zelf een speeltuin willen gaan runnen, worden hier door de gemeente in gefaciliteerd. Dit gaat vaak in samenwerking met welzijnsinstellingen die daar tot dan aan toe de verantwoordelijkheid voor hadden. Dit is vaak een hele stap, maar Utrecht loopt hier in mijn optiek in voorop en dit begint zijn vruchten af te werpen. Het is de vraag in hoeverre deze benadering van bewoners (betaald en onbetaald) meer zelf laten doen, ook breder kan worden toegepast op participatie. Ik ben daar optimistisch over, maar besef me ook dat dit niet zonder risico’s en niet zonder vallen en opstaan zal gaan.
Corona legt de kracht van informele netwerken en vertrouwen in de buurt bloot
Ik begon deze blog met de tweedeling die scherper en zichtbaarder wordt door corona, met de grote groepen die niet gemakkelijk mee kunnen doen in de snelle online participatie en communicatie en dat die groepen juist bovenmatig veel in Krachtwijken wonen. Het is belangrijk voor de overheid om zich goed te beseffen dat er altijd een substantiële partij is die je niet zomaar bereikt. Om deze belangrijke groepen te bereiken moet je andere werkwijzen hanteren en heb je voelsprieten nodig in de wijken. Je hebt bewustzijn nodig over hoe die wijken zijn georganiseerd en zult hier veel tijd en energie in moeten investeren.
Vervolgens ging ik verder in op de scepsis die vaak aanwezig is bij wijkbewoners, het gevoel van onmachtig te zijn t.o.v. de veranderingen die in je wijk plaats (gaan) vinden, je mening geven maakt toch niet uit. Om dit om te buigen en vertrouwen te krijgen zijn de volgende zaken essentieel:
· Geloofwaardig;
· Laagdrempelig;
· Aanklampbaar;
· Bewezen betrouwbaar.
Tenslotte gaf ik aan hoe juist de informele gemeenschapskracht uit de wijk benut kan worden, maar ook dat hier risico’s aan vast zitten op “over-professionalisering” en het afhaken van bewoners. Tenslotte ging ik in op de interessante manier waarop de gemeente Utrecht omgaat met burgerkracht, bij de speeltuinen, buurthuizen en de wijkinformatiepunten met de wijkcoöperaties en hoe corona deze informele kracht mobiliseert en blootlegt en dat kan alleen maar door samenwerking en het bundelen van krachten tussen bewoners, professionals, ondernemers en de overheid.
Wilt u zelf ook wat bijdragen?
Dat kan door u aan te sluiten bij een wijkcoöperatie in uw wijk, deze op te richten, of heel concreet voor Kanaleneiland door geld te storten op het Rabo rekeningnummer NL68RABO0342093096 van de Wijkcoöperatie Kanaleneiland onder vermelding van CORONA-hulp Kanaleneiland, van waaruit een klein fonds is opgericht om mensen uit de wijk te helpen die laptops en tablets en assistentie nodig hebben.
Voetnoten:
[1] Met makkelijke wordt bedoeld, voor de onderzoeksbureau’s of wetenschappers makkelijke methoden zoals schriftelijk en online onderzoek, waar weinig menselijke inspanning voor hoeft plaats te vinden, vanaf het moment dat de vragenlijsten klaar zijn.
[2] Met “witte” aannames worden indelingen bedoeld, die gebaseerd zijn op mainstream bewoners, op basis van consumentenprofielen. Deze consumentenprofielen houden doorgaans geen of beperkt rekening met andere waardepatronen dan de westerse en zijn o.a. voor migrantengroepen niet representatief.